Grote zeezoogdieren als blauwe vinvissen en potvissen zijn imposante verschijningen door hun gargantueske afmetingen. Als je hun grootte vergelijkt met de afmetingen van landzoogdieren, ontstaat al snel het idee dat zeezoogdieren onbeperkt kunnen blijven groeien. Nieuw onderzoek, dat is gepubliceerd in het blad Proceedings of the National Academy of Sciences, wijst echter uit dat dit niet klopt. Sterker, de groei van zoogdieren lijkt in het water zelfs sterker te worden begrensd dan op het land. Die bevinding staat haaks op wat onderzoekers lang dachten. Aangenomen werd dat dieren in het water gemakkelijker ontzettend groot konden worden, vooral omdat de oceanen zo machtig groot zijn én zeezoogdieren dus gewoon kunnen drijven en hun lichaamsgewicht dus niet op poten hoeven te dragen. Toch klopt die redenering niet helemaal. →
Categorie: "Natuur en wetenschap"
Vis met diabetesachtige bloedsuikerspiegel ontdekt
Wetenschappers hebben in een Mexicaans grottenstelsel een opmerkelijk visje ontdekt. Het dier, dat in complete duisternis en afzondering leeft, heeft dezelfde genetische mutatie als mensen met een erfelijke vorm van diabetes. Nadat het visje wat gegeten heeft, ervaart het – net als diabetici – een rappe stijging en daling van het bloedsuiker. Maar in tegenstelling tot menselijke suikerpatiënten lijkt de vis daar geen enkele hinder van te ondervinden. Integendeel, de mutatie stelt de vis in staat om te overleven in een omgeving waar voedsel uitermate schaars is. Alleen in de lente zorgen overstromingen ervoor dat de grotten getrakteerd worden op ‘vers’ water dat volop wormen en algen herbergt die de vissen kunnen verorberen. Eerder onderzoek heeft al aangetoond dat de visjes mutaties hebben in hetzelfde gen dat ook bij mensen die altijd kunnen eten en dus nooit verzadigd raken, gemuteerd is. →
Overbejaging leidde tot uitsterven Nieuw-Zeelandse zwarte zwanen
Hoewel de knobbelzwaan veruit de algemeenste zwanensoort in Nederland is, kom je op onze plassen, meren en sloten ook wel vaker zwarte zwanen tegen. Deze exoten komen van origine uit Australië en Nieuw-Zeeland. Tegenwoordig is het zelfs de enige inheemse zwanensoort op de eilanden, maar dat was ooit anders. Nieuw-Zeelandse wetenschappers kwamen na het bestuderen van fossielen uit de periode 1280-1800 tot de conclusie dat er vroeger twee zwanensoorten in Australië en Nieuw-Zeeland leefden. De uitgestorven soort, die de Maori-naam Poūwa heeft meegekregen, had een ander DNA en uiterlijk dan de zwarte zwanen die wij kennen. Zo was de uitgestorven soort groter en zwaarder. Daarnaast had de uitgestorven zwaan kortere vleugels en langere poten. →
Krill breekt microplastic af tot nanoplastic
Foto: Uwe Kils, Wikimedia Commons/
Australische onderzoekers hebben ontdekt dat Antarctische krill (kleine, garnaalachtige beestjes) over het vermogen beschikt om microplastics te verteren. Ze deden die ontdekking tijdens experimenten, waarbij ze het krill op een dieet zetten dat bestond uit heel kleine bolletjes polyetheen en algen. Een deel van de zeediertjes volgde een dieet dat voor 80 procent uit polyetheen en voor 20 procent uit algen bestond. Bij de overige zeediertjes was het net andersom. De onderzoekers bestudeerden vervolgens onder meer de krilluitwerpselen. En wat blijkt: de diertjes zetten microplastic om in stukjes kunststof die gemiddeld zo’n 78 procent kleiner zijn. ze maken van microplastic dus nanoplastic. Het is nog ongewis of de adaptatie van het krill gunstig of ongunstig is voor de plasticvervuiling in de oceanen. →
Alle mierensoorten in Nederland in kaart gebracht
Nederland telt momenteel 68 inheemse soorten mieren. Dit blijkt uit de Ecologische atlas van Nederlandse mieren die zaterdag is verschenen. Sinds de laatste mierenatlas uitkwam in 2004 zijn elf nieuwe inheemse soorten ontdekt. Het gaat vooral om verborgen levende soorten die door pas door intensief speuren zijn ontdekt, zoals bijvoorbeeld parasitaire soorten die alleen in de nesten van andere mierensoorten leven en vrijwel niet aan de oppervlakte komen. Voorbeelden hiervan zijn de steppemier en de puntschubmier. In het uiterste zuiden van Zuid-Limburg zijn de bergrenmier en de roodgele slankmier ontdekt. Dankzij de opwarming van het klimaat kan ook de warmteminnende muurmier in Nederland leven. →
Klimaatverandering raakt vooral rijkste natuurgebieden erg hard
Foto: roodkraagmaki’s, Wikimedia Commons/CC BY 3.0
De gevolgen van klimaatverandering raken juist de ecologisch rijkste natuurgebieden op aarde het hardst. Maar liefst de helft van alle plant- en diersoorten in deze gebieden dreigt door opwarming te verdwijnen of op zijn minst hard in aantal achteruit te gaan. Het nettoresultaat: een enorm verlies aan biodiversiteit. Tot die conclusie komen wetenschappers in het blad Climatic Change. Bij rijke natuurgebieden moet je onder meer denken aan gebieden zoals de Amazone, Madagaskar, maar ook de savannes van zuidelijk Afrika en het Middellandse Zeegebied. Het zijn regio’s met een enorme biodiversiteit, die ook nog eens veel soorten herbergen die nergens anders ter wereld te vinden zijn.
Het onderzoek laat zien wat de rijke natuurgebieden op aarde te wachten staat als we de opwarming van de aarde geen halt toeroepen. In dit ‘business as usual-scenario’ stevent de aarde af op een opwarming van ruim vier graden. En dat zou verstrekkende gevolgen hebben voor bijvoorbeeld Madagaskar. Volgens de onderzoekers dreigt zo’n 60 procent van alle soorten op het Afrikaanse eiland, dat vooral bekend is van de vele soorten maki’s (zie foto) en kameleons, onder dit scenario plaatselijk uit te sterven. Het Amazonegebied dreigt 69 procent van zijn plantensoorten te verliezen en in het zuidwesten van Australië kan 89 procent van de amfibieën lokaal uitsterven als de klimaatverandering niet wordt afgeremd. Ook zijn er grote zorgen over de Miombo Woodlands in zuidelijk Afrika: tot wel 90% van de amfibieën, 86% van de vogels en 80% van de zoogdieren dreigt hier bij een opwarming van 4,5 graad uit te sterven.
Dat de opwarming van de aarde zulke grote gevolgen heeft voor de rijkste natuurgebieden op aarde heeft meerdere redenen. Allereerst hebben de meeste van deze gebieden de laatste decennia al heel wat te verduren gehad; ze zijn versnipperd geraakt door aanleg van wegen en andere menselijke activiteiten. Het betekent dat veel diersoorten als het ware gevangen zitten in hun leefgebied; ze kunnen zich niet of nauwelijks verplaatsen naar nieuwe gebieden. Daarnaast gaat de opwarming voor veel soorten veel te snel. Planten, amfibieën en reptielen kunnen – zelfs als hun leefgebied niet sterk versnipperd is – zich niet snel genoeg vanuit hun veranderende leefgebied verplaatsen naar een plek die beter in hun behoeften voorziet.
Bron: Scientias
Pterosauriërs stierven waarschijnlijk uit op hoogtepunt
Illustratie: Wikimedia Commons/CC BY-SA 3.0
Pterosauriërs waren in het dinotijdperk de onomstreden heersers van het luchtruim. Ze werden gelijk met de terrestrische reuzenreptielen van de aardbodem geveegd, hoogstwaarschijnlijk door de inslag van een grote planetoïde. Paleontologen namen altijd aan dat de ondergang van de pterosauriërs al voor de inslag in gang was gezet. De reden voor die aanname: er waren tot voor kort maar weinig fossiele resten van pterosauriërs uit het late Krijt gevonden. Maar een nieuw onderzoek veegt die conclusie op overtuigende wijze van tafel. In Marokko hebben onderzoekers namelijk honderden fossiele resten ontdekt van pterosaurussen die tegen het einde van het Krijt (oftewel rond 66 miljoen jaar geleden) leefden. De resten behoren toe aan zeven soorten pterosauriërs die tot drie verschillende families gerekend kunnen worden. De ontdekte pterosauriërs hadden spanwijdtes die uiteenliepen van twee tot bijna tien meter. De zwaarste soorten konden naar schatting wel tweehonderd kilo wegen. De fossiele resten zijn iets meer dan 66 miljoen jaar oud, wat betekent dat ze toebehoren aan enkele van de laatste pterosauriërs op aarde. →
Koraalrif bij Saba in opvallend goede staat
Foto: Erik Meesters
Wetenschappers van Wageningen University en het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee hebben bij Saba een groot koraalrif onderzocht en concluderen dat het natuurlijke bouwwerk in een opvallend goede staat verkeert. Een bijzondere vondst dus, want de meeste koraalriffen hebben juist te lijden onder kwaliteitsverlies en toenemende verbleking. De grote richels, die zijn begroeid met zachte en harde koralen, vertonen volgens ecoloog Erik Meesters een schoonheid die doet denken aan de koraalriffen van vijftig jaar geleden, toen het verbleken van koralen door te warm zeewater nog niet bestond. →
Lengte van roffel mannetjesspecht beïnvloedt partnerkeuze vrouwtje
Foto: zwarte specht, Wikimedia Commons/CC BY-SA 2.0
Het geroffel van spechten is een bekend geluid voor eenieder die op zijn tijd een stevige boswandeling maakt. Aan het soort geroffel en de lengte ervan kan een getraind oor meestal al de soort specht die het geluid produceert herkennen. Maar het ritmische geklop is natuurlijk niet bedoeld om ons te behagen. Mannetjes bakenen met hun drumsolo’s namelijk hun territorium af. De spechtenroffels vormen ook de basis voor seksuele selectie, want vrouwtjesspechten laten hun keuze voor een geschikte partner grotendeels afhangen van de lengte die de door de mannetjes geproduceerde roffelsolo’s hebben. Om de mate van seksuele selectie te meten, keken wetenschappers naar de verschillen tussen mannetjes en vrouwtjes in grootte en pluimage. Hoe groter het verschil, hoe sterker de seksuele selectie. Men vond een verband tussen drumlengte en de sterkte van seksuele selectie. Mannetjes met een langere solo kunnen hun territoria meestal beter verdedigen en liggen dus beter in de markt bij de vrouwtjes. →
Minder zelfdodingen in gemeentes met veel groen
Er zijn in de loop der jaren al verschillende onderzoeken gepubliceerd die het bestaan van een directe correlatie tussen natuur en menselijke geluks- en welzijnsgevoelens aantonen. Een nieuwe studie van gezondheidsinstituut Nivel en de Universiteit Utrecht sluit naadloos aan bij die trend. Het onderzoek wijst namelijk uit dat inwoners van gemeenten met meer openbaar groen plegen minder vaak suïcide plegen dan mensen die wonen in plaatsen met weinig bomen, parken en gras. De onderzoekers hielden ook rekening met kenmerken die mogelijk de kans op zelfdoding verhogen. Denk bijvoorbeeld aan werkloosheid, sociaaleconomische status en de afstand tot goede gezondheidszorg. Toch is er dan nog steeds een ‘significante relatie’ tussen het zelfdodingscijfer en het groene gehalte van de woonomgeving. →