Categorie: "Ecologie"

Nieuwe mottensoort voor Nederland

Foto: Erik van Nieukerken & Gerrit Tuinstra

88917_w800_r800-450_867d419Nederland heeft er weer een nieuwe soort bij. Begin oktober vonden onderzoekers namelijk specifieke vraatpatronen op wilgenbladeren van een niet eerder in Nederland gevonden mineermot, de Stigmella nivenburgensis. Het patroon (gangen die bekendstaan als bladmijnen) wordt veroorzaakt door de rupsen van dit mini-microvlindertje die zich een weg door het blad vreten. De soort heeft nog geen Nederlandse naam, maar de onderzoekers stellen voor hem de ‘smalle wilgenmineermot’ te noemen naar aanleiding van de smalle bladmijn. De soort maakt bladmijnen op diverse soorten smalbladige wilgen. De motten vormen een zeer verrassende vondst, vooral omdat deze soort niet in nabijgelegen delen van Europa is waargenomen.

Vogels helpen niet-verwante soortgenoten om eigen toekomst veilig te stellen

Huismus-300x200Een studie van evolutionair bioloog Sjouke Kingma (Rijksuniversiteit Groningen) heeft opmerkelijk vogelgedrag aan het licht gebracht. Sommige vogels besluiten namelijk voor de nakomelingen van andere vogelsoorten te zorgen als zij daar later profijt van denken te hebben. Onder circa negen procent van alle vogelsoorten op de planeet bevinden zich individuen die liever niet-verwante soortgenoten helpen dan zelf nakomelingen produceren. Zulk, op het eerste oog vooral altruïstisch gedrag levert indirect ook voordelen op voor het dier dat het vertoont. Het zou namelijk het toekomstperspectief van de desbetreffende vogel verbeteren.

Bijvoeren koolmezen versnelt vogelevolutie

Foto: Sławek Staszczuk, Wikimedia Commons/CC BY-SA 3.0

266px-Parus_major_mKoolmezen (Parus major) die worden bijgevoerd krijgen op den duur een langere snavel dan soortgenoten die geen extra voer krijgen. Een team van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW), Wageningen University en vier Britse universiteiten heeft deze genetische verandering ontdekt. De wetenschappers bekeken de verschillen tussen koolmezen in Groot-Brittannië, waar vogels voeren al heel lang een belangrijke ’tuinhobby’ is, en koolmezen op plekken Nederland waar de vogels niet of nauwelijks worden bijgevoerd. Ze denken dat de iets langere snavel koolmezen in staat stelt om gemakkelijker bij het voedsel te komen. De vogels met de langere snavels kregen bovendien meer jongen.

Walnootboorvlieg rukt op in Nederland

88809_w844_r844-475_502d192Foto: Buchstapler, Wikimedia Commons/ CC BY-SA 4.0

Dit jaar duiken er opmerkelijk veel waarnemingen van de zogenoemde walnootboorvlieg (Rhagoletis completa) op. De vlieg lijkt zich vooral in Limburg en Brabant prima thuis te voelen gezien het grote aantal meldingen uit het zuidoosten des lands. Het insect dankt zijn naam vooral aan de eetgewoonten van de larven. Die snoepen namelijk graag van de bolsters van de noten, waardoor de bolster uiteindelijk verkleurt. De walnoorboorvlieg is een invasieve exoot die in 2015 voor het eerst binnen onze landsgrenzen werd gesignaleerd. Het beestje komt van origine uit Noord-Amerika. In Europa wordt de vlieg beschouwd als een milde schadesoort.

Visetende vogels verspreiden plantenzaden

AalscholverNa anderhalve eeuw (Charles Darwin gooide het balletje in de negentiende eeuw al op) is er eindelijk sluitend bewijs voor de theorie dat visetende vogels helpen bij de verspreiding van plantenzaden. Wanneer een vogel een vis eet die zaden in zijn maag heeft, worden de plantendelen alsnog met succes verspreid (secundaire dispersie). De zaden komen hierdoor op plekken terecht waar ze anders nooit zouden komen. Aquatisch ecoloog Casper van Leeuwen(NIOO-KNAW) en een team van internationale onderzoekers zochten naar bewijs voor de theorie van Darwin door te kijken naar aalscholvers. Een aalscholver eet ongeveer 500 gram vis per dag. Hij kan niet alles verteren en braakt een gedeelte van zijn voedsel uit in de vorm van een braakbal. Deze pakketjes kunnen goed onderzocht worden. Op zeven plaatsen in Europa bestudeerden Van Leeuwen en zijn collega’s aalscholverkolonies.

Duizenden jonge adélliepinguïns dood in Zuidpoolgebied

Foto: Stan Shebs, Wikimedia Commons/CC BY-SA 3.0

266px-Adelie_PenguinDuizenden adélliepinguïnkuikens op de Zuidpool zijn begin 2017 doodgehongerd. Vanwege een ongebruikelijk dikke laag zeeijs voor de tijd van het jaar moesten hun ouders bovengemiddeld grote afstanden afleggen om voedsel te vinden. Milieubeschermers hebben het ‘catastrofale broedfalen’ vrijdag bekendgemaakt. Franse onderzoekers gesteund door het Wereld Natuur Fonds (WNF) bestuderen sinds 2010 een kolonie van achttienduizend paren adélliepinguïns in Oost-Antarctica. Na het meest recente broedseizoen, de Antarctische zomer van begin dit jaar, ontdekten ze dat in totaal maar twee kuikens in leven waren gebleven. Volgens Yan Ropert-Coudert, een pinguïnonderzoeker bij het naast de pinguïnkolonie gelegen Dumont D’Urville-onderzoeksstation, heeft de Antarctische regio te maken met de gevolgen van klimaatverandering. Die zou hebben geleid tot het afbreken van de Mertz-gletsjer in 2010. Door deze ontwikkeling is het open water, waar de zeevogels hun voedsel halen, verder van de broedplaatsen komen te liggen. De gevolgen laten zich raden: de ouders zijn te laat terug uit zee om hun jongen tijdig te voeden.

Warmere oceanen slecht voor clownvissen

Foto: Nick Hobgood, Wikimedia Commons/CC BY-SA 3.0

Amphiprion_ocellaris_(Clown_anemonefish)_PNG_by_Nick_HobgoodDe opwarming van de aarde mist ook haar uitwerking op de wereldzeeën niet. Het oceaanwater wordt namelijk ook steeds warmer, waardoor veel koraalriffen langzaam maar zeker ten onder gaan aan verbleking. Maar warmere oceanen zijn niet alleen nadelig voor koralen. Ook zeeanemonen hebben onder het verschijnsel te lijden. En dat is weer slecht nieuws voor de charismatische visjes die wereldberoemd zijn geworden door de animatiekraker Finding Nemo. De clownvissen (ook bekend onder de namen driebandanemoonvis en harlekijnvisje) die de inspiratie voor Nemo vormen zijn namelijk afhankelijk van anemonen. De kleurrijke rifvissen onderhouden een symbiotische relatie met zeeanemonen en gebruiken de bloemdieren als schuil- en voortplantingsplek. Wetenschappers bestudeerden zeeanemonen en clownvissen rond Frans-Polynesië ten tijde van de ongebruikelijk warme zomer van 2016. Ze gingen na hoeveel stress de clownvissen ((Amphiprion ocellaris) voor, tijdens en na verbleking van hun zeeanemoon hadden.

Negentien nieuwe gekkosoorten ontdekt in Myanmar

GekkohoedspruitSpannend nieuws voor de reptielenfreaks onder ons! Amerikaanse wetenschappers hebben tijdens een expeditie in Myanmar namelijk negentien nieuwe gekkosoorten aangetroffen. De hagedissen leven in een vlak gebied van slechts negentig bij vijftig vierkante kilometer groot. Het biotoop ligt op en rondom gigantische kalksteenrotsen. De vele soorten zijn waarschijnlijk ontstaan omdat de dieren op de verschillende kalksteenbrokken geïsoleerd leven en dus deels apart van elkaar zijn geïsoleerd. Dat melt Fauna and Flora International. De kalksteenrotsen waarop de gekko’s leven zijn in sommige gevallen meer dan vierhonderd meter hoog. Een behoorlijk obstakel dus voor een betrekkelijk kleine hagedis. De soorten die op de rotsblokken leven zijn wel perfect aangepast aan hun omgeving.

Radioactieve wilde zwijnen in Zweden

DSC_1030_01-300x200Zweedse wilde zwijnen tonen maar weer eens aan hoe groot de nasleep van een kernramp in de praktijk kan zijn. Dertig jaar na de ramp in het Oekraïense Tsjernobyl zijn de dieren namelijk radioactief. Na de ramp met de kerncentrale in Tsjernobyl in 1986 verspreidde zich een radioactieve wolk over het midden en noorden van Zweden. Daarom mogen mensen al jaren geen bessen en paddenstoelen meer plukken in dat gebied. Hoewel de natuur zich inmiddels goeddeels heeft aangepast, geldt dat niet direct niet voor de wilde zwijnen. De dieren zijn namelijk pas relatief recent naar het vervuilde gebied gemigreerd. De zwijnen krijgen vooral radioactief materiaal binnen door het eten van truffels, door varkens zeer geliefde lekkernijen die in de bodem zitten.

Stadse huismussen hebben meer last van stress

Huismus-300x200Stadse huismussen hebben in de regel meer last van stress dan soortgenoten die in meer rurale streken wonen. Dat blijkt uit een Spaans onderzoek. Wetenschapper Amparo Herrera-Dueñas en zijn collega’s bestudeerden Spaanse huismussen in de stad en op het platteland en namen een klein beetje bloed af bij elke vogel. In het bloed werd onder meer gezocht naar signalen van oxidatieve stress. Aan de hand daarvan kan namelijk weer bepaald worden in hoeverre bepaalde stressfactoren in de omgeving – bijvoorbeeld lawaai of luchtvervuiling – het afweersysteem van de vogel verzwakken. Bij blootstelling aan zaken als luchtvervuiling of een ongezond dieet ontstaan in het lichaam zogenoemde vrije radicalen. Omdat deze moleculen bijproducten zijn van een normaal werkend lichaam, worden ze door het afweersysteem bestreden. “Maar onder veeleisende omstandigheden kan de productie van vrije radicalen de natuurlijk afweermechanismen overweldigen”, stelt Herrera-Dueñas.