Foto: Yosemite, Wikimedia Commons
Wilde Japanse makaken die ten tijde van de kernramp in Fukushima in de buurt van de kapotte kernreactor leefden, hebben een lager gehalte aan witte en rode bloedcellen dan hun soortgenoten in een ander Japans natuurgebied. Uit onderzoek na de kernramp in Tsjernobyl bleek jaren terug al dat mensen die zich in het rampgebied hadden bevonden lagere aantallen bloedcellen hadden. Nog niet eerder werd een dergelijk effect van de straling bij andere apen aangetoond. De Japanners deden daarom in april 2012 een bloedonderzoek bij makaken in een natuurgebied dat zeventig kilometer van de kerncentrale af ligt. Die populatie vergeleken ze met de makaken die vierhonderd kilometer ten noorden van de centrale leefden, op het schiereiland Shimokita. De Fukushima-apen hadden een veel hoger gehalte aan radioactief cesium in hun bloed: 78-177 Bq/kg tegenover een ondetecteerbaar lage concentratie bij de Shumokita-apen. Het aantal witte en rode bloedcellen was juist duidelijk lager bij de Fukushima-makaken: respectievelijk bijna twee keer zo laag en vijftien procent lager.
Lees ook:Vis bij Fukushima extreem radioactief
Lees ook:Radioactieve tonijnen ontdekt in Californische wateren
Lees ook:Hoge concentraties radioactieve straling bij Japanse vissen en vlinders
Lees ook:Dieren kunnen mogelijk profiteren van Japanse kernramp
Lees ook:Achtergelaten honden Fukushima hebben PTSS