Een olifant heeft in Oost-Afrika honderden kilometers afgelegd en is vanuit Kenia de grens met Somalië overgestoken. Het is was de eerste keer sinds twintig jaar dat een wilde olifant voet zette op Somalische bodem. De stier, Morgan genaamd, werd in december in de Keniaanse delta uitgerust met een gps-zender en herinnerde zich volgens kenners een oude, lang niet gebruikte migratieroute. Vanwege de oorlog in Somalië zijn er al twintig jaar geen olifanten meer gezien in dat land, verklaarden biologen tegen het persbureau AFP. →
Categorie: "Natuurreizen"
Exotische duivenpracht
De galápagostreurduif (Zenaida galapagoensis) is een van de vele endemische soorten in de betoverend mooie archipel die zo’n duizend kilometer van de Ecuadoriaanse kust oprijst uit de Stille Oceaan.
Onbekende schoonheid
De vogel is zeker niet de bekendste bewoner van de eilanden, maar wel een oogstrelend mooi schepsel als je hem in het echt ziet. De opvallendste kenmerken van het dier zijn de lichtblauwe oogring, de felrode pootjes en de lichte, zwartomrande oogstreep. Het verenkleed is overwegend bruin van kleur en op de vleugels getooid met donkere en lichte vlekken die tezamen een fraai patroon vormen. Galápagostreurduiven zijn, zeker als je ze vergelijkt met bijvoorbeeld een houtduif, kleine duiven. De vogels bewonen vooral de wat drogere, rotsachtige eilanden en voeden zich overwegend met de zaden van de opuntiacactus. Op Genovesa, een eiland waar de bijensoort Xylocopa darwini niet voorkomt, zijn ze zelfs de belangrijkste bestuivers van de plant. →
Reigerparadijs Galápagos
Door de aanwezigheid van talloze, met diverse visjes en schaaldieren gevulde rotspoeltjes en lagunes, zijn de Galápagoseilanden ook een paradijs voor diverse reigersoorten. De grootste en meest indrukwekkende is de grote of Amerikaanse blauwe reiger (Ardea herodias). Uiterlijk verschilt de soort amper van onze blauwe reiger, maar de Zuid-Amerikaanse variant is wel een centimeter of twintig groter en veel meer gebonden aan kustgebieden. Net als de meeste van hun verwanten zijn grote blauwe reigers geduldige jagers die langzaam door het water wadend of vanuit stilstand het water afturen naar krabben, kreeftjes, vissen, amfibieën of reptielen. Duikt er iets lekkers op, dan brengen de vogels hun snavel in positie en slaan ze razendsnel toe. De prooi wordt in zijn geheel ingeslikt. Een opvallend kenmerk van broedende volwassenen zijn de pluimen op de rug die de reigers tijdens de balts opzetten. Grote blauwe reigers leggen doorgaans twee tot zes eieren. Beide ouders zorgen voor de kuikens.
Een beduidend kleinere, meer gedrongen reigersoort (circa zestig centimeter) die je ook veel ziet in de Galápagosarchipel is de geelkruinkwak (Nyctanassa violacea). De vogel heeft een witte tot lichtgele kruin (die uitloopt in een fraaie kuif) en witte rug. Het verenkleed van de vogel is lichtgrijs. Zodra het broedseizoen begint, kleurt de kruin vaak naar een opvallende gele kleur. Ook de witte wangstrepen op de verder overwegend zwarte kop springen gelijk in het oog. Net als de meeste reigersoorten is de geelkruinkwak een relatief luie jager die ondiepe poeltjes of de waterkant afspeurt naar prooidieren. Hoewel de geelkruinkwak net als de meeste reigers niet geheel eenkennig is qua voedselkeuze, heeft deze soort wel een duidelijke voorkeur voor schaaldieren. De geelkruinkwak is zowel een koloniale als solitaire broeder. Ze bouwen hun nesten op stevige takken in bomen en struiken welke in de meeste gevallen boven het water hangen. De nesten bestaan uit takjes, bladeren en veren. Het vrouwtje legt drie tot vijf lichtgroene tot blauwe eieren. Ook het mannetje helpt met het uitbroeden van de eieren. De broedtijd bedraagt iets meer dan drie weken. De jongen worden eveneens door beide ouders gevoerd, waarna ze na ongeveer 25 dagen uitvliegen. Zowel de grote blauwe reiger als de geelkruinkwak voelt zich uitstekend thuis in de buurt van menselijke nederzettingen, plekken waar vaak een gemakkelijk hapje te halen is. In Puerto Ayora viel me op dat met name de grote blauwe reigers rechtstreeks profiteerden van het door de mens geschapen kunstlicht. Om toeristen en locals ook de kans te geven om na het invallen van de duisternis naar de vissen te turen, baadt de pier ‘s nachts in het licht. Een buitenkansje dat de reigers met beide poten aangrijpen!
Zeldzame meeuwen
Zoals je verwacht in een gebied dat geheel omsloten wordt door de machtige Grote Oceaan, vind je in de Galapagosarchipel ook een aantal meeuwensoorten. Net als veel andere dieren op dit prachtige stukje aarde, tref je de lavameeuw (Leucophaeus fuliginosus) en de zwaluwstaartmeeuw respectievelijk nergens en bijna nergens anders op aarde aan. De twee soorten zijn in volwassen kleed zelfs voor niet al te bedreven vogelaars gemakkelijk uit elkaar te houden. De lavameeuw, de zeldzaamste meeuwensoort ter wereld, is overwegend donkergrijs gekleurd en uitgerust met een lange, zeer spits toelopende snavel. Opvallend zijn de witte oogleden die contrasteren met de donkere kop van de vogel. Je ziet de lavameeuw vooral op het eiland Santa Cruz, vaak ook in de buurt van menselijke nederzettingen zoals Puerto Ayora, het toeristisch centrum van de archipel. De vogels broeden in tegenstelling tot de zwaluwstaartmeeuwen niet op rotsen maar op afgelegen stranden in de buurt van zout water en langs lagunes. Het aantal broedparen van deze, alleen op de Galapagoseilanden voorkomende soort wordt geschat op drie- tot zeshonderd. Met een lengte van 51 tot 55 centimeter zijn lavameeuwen middelgrote vogels.
Hoewel de zwaluwstaartmeeuw ook een echte galapogueno is, broedt deze soort ook nog in kleine aantallen op het Colombiaanse eiland Malpelo. Het leeuwendeel van de wereldpopulatie resideert echter op de oostelijke Galapagoseilanden. Volwassen zwaluwstaartmeeuwen zijn te herkennen aan de markante, donkerbruine kop en de prachtige rode oogring. De naam dankt de vogel aan zijn gevorkte staart. De snavel is korter dan die van de lavameeuw. Zwaluwstaartmeeuwen zijn vooral klif- en rotsbroeders en leggen meestal maar een ei. Het nest wordt meestal gebouwd op een rotsplatformpje en verstevigd met stukjes rots, koraal of zee-egelstekels. De broedtijd bedraagt 30 tot 34 dagen. De actuele populatie zwaluwstaartmeeuwen wordt geschat op 35.000 tot 40.000 exemplaren.
Veel trekvogels met uitsterven bedreigd
Volgens Australische onderzoekers worden veel trekvogels met uitsterven bedreigd omdat bepaalde (natuur)gebieden op hun migratieroutes niet afdoende worden beschermd. Meer dan negentig procent van alle trekvogelsoorten landt tijdens de migratie wel een keer die niet of nauwelijks worden beschermd tegen boskap en andere menselijke activiteiten zoals de vogeljacht. Bij de helft van de onderzochte soorten zijn al grote dalingen waargenomen in de wereldwijde populaties. De wetenschappers analyseerden bij hun onderzoek de migratieroutes van 1451 vogelsoorten. Ook brachten ze de natuurbeschermingswetten in kaart in 8200 gebieden die wereldwijd worden gezien als belangrijke rustplaatsen voor trekvogels. →
Geschubde Galápagosdwergen
Buiten de grote en beroemde leguanen, lopen er op de Galápagoseilanden ook nog kleinere hagedissen rond. De zogenaamde lavahagedissen worden volgens de laatste wetenschappelijke consensus ingedeeld in zes soorten en komen op vrijwel elk eiland in behoorlijke aantallen voor. In tegenstelling tot de plantenetende land- en zeeleguanen, zijn lavahagedissen voornamelijk insectivoren. Ze maken primair jacht op vliegen en bontgekleurde sprinkhanen, de ongewervelden die je het vaakst ziet op de eilanden. Lavahagedissen vallen op hun beurt weer ten prooi aan slangen, uilen, buizerds en zeevogels.
De enige pinguïn van het noordelijk halfrond
Je verwacht het niet direct op een subtropische bestemming, maar de Galápagoseilanden herbergen wel degelijk pinguïns. En net zoals veel soorten die de archipel bewonen, is ook de Galápagospinguïn (Spheniscus mendiculus) een endemisch dier dat je nergens anders op aarde zult aantreffen. Met een lengte van 45-55 cm is de Galápagospinguïn de op een na kleinste (alleen de in Australië voorkomende dwergpinguïn is nog kleiner) pinguïnsoort ter wereld. Hij is ook het meest noordelijk voorkomende lid van deze aan zee gebonden vogelfamilie.
Het grootste deel van de populatie (circa 95 procent) leeft op de westelijke eilanden Isabela en Fernandina. Ook rondom de meer oostwaarts gesitueerde eilanden Bartolomé en Santiago kun je wel eens een Galápagospinguïn tegenkomen, maar het aantal dieren dat hier leeft bedraagt maar een fractie van de westelijke populatie. Dat de zeevogels vooral een voorkeur aan de dag leggen voor de westelijke eilanden heeft te maken met het water. →
Galápagosdieren op de gevoelige plaat
Het voelt aan als een droom die inmiddels alweer een hele tijd achter me ligt: toch is het pas een maand of drie geleden, het bezoek aan de Galápagoseilanden, een magische plek die zelfs mijn reeds voor vertrek zeer hoge verwachtingen heeft overtroffen. Ik denk niet dat er veel andere plaatsen op aarde zijn waar je zo dicht in de buurt van wilde dieren kunt komen en de natuur nergens ver weg is. Zelfs in de bewoonde gebieden zoals Puerto Ayora of Puerto Villamil hoef je geen enkele moeite te doen om zeeleeuwen, zeeleguanen, bruine pelikanen, lavahagedissen en diverse reigersoorten tot op luttele meters te benaderen. Gelukkig zijn er altijd nog de foto’s, tastbare herinneringen die je vanuit het steeds herfstiger wordende Nederland in elk geval in gedachten weer af en toe tijdelijk terugvoeren naar Darwins enchanted islands. →
Oog in oog met een extreem zeldzame leguaan
Als je hoofddoel is om zoveel mogelijk soorten af te tikken, dan is de Galápagosarchipel wellicht niet de ultieme droombestemming. Je vindt in dit stukje paradijs op aarde echter wel volstrekt unieke soorten die nergens anders op aarde voorkomen. Een voorbeeld is de Santa Fe-landleguaan (Conolophus pallidus), een hagedis die alleen voorkomt op het kleine eiland Santa Fe. Het tot ruim een meter lange dier werd lange tijd beschouwd als een ondersoort van de op meer eilanden voorkomende Galápagoslandleguaan (Conolophus subcristatus), maar nader onderzoek heeft uitgewezen dat de Santa Fe-landleguaan wel degelijk een aparte soort is.
Hoewel de Santa Fe-landleguaan qua uiterlijk veel lijkt op zijn wat wijdverspreidere neefje, zijn er wel enkele (subtiele) verschillen. →
Opportunistische visliefhebbers
Een van de meer algemene vogelsoorten die je tegenkomt op de Galápagoseilanden is de bruine pelikaan (Pelecanus occidentalis). Het is een soort die in grote delen van Latijns-Amerika en stukken van Noord-Amerika voorkomt en ook de nabijheid van mensen allesbehalve schuwt. Sterker, in Puerto Ayora, met ruim twaalfduizend inwoners en nog heel wat toeristen de grootste plaats in de Galápagosarchipel, hangen de opportunistische dieren zelfs in behoorlijke aantallen rond op de plekken waar de verse vis uit zee wordt schoongemaakt omdat de vogels geregeld een snack krijgen toegeworpen van de relaxte vissers. Ook op een cruise kun je de pelikanen geregeld in de buurt van of zelfs op de boot van vaak heel dichtbij aanschouwen.
Het verenkleed van de bruine pelikaan is overwegend zilvergrijs met bruin van kleur. →